Korte tijd na de verhuizing naar
Damascus sterft de man van Wafa. Ze vraagt hulp aan haar familie; ze heeft
immers geen werk en dus ook geen loon, maar wel drie kinderen waarvan er één
ziek is. In dezelfde periode sterft ook haar zwager, de man van haar zus. Hij
was legerofficier. In het bijzijn van zijn kinderen is hij vermoord in zijn
huis door een groep strijders die tegen het regiem is. Wafa kan daar geen hulp
meer vragen; haar zus heeft nu zelf hulp nodig. Eén van de broers van Wafa
sterft, als hij zijn werk doet op militair vliegveld Minneg. En ook de zoon van
een andere broer sterft in de strijd. Veel van haar familie is in korte tijd
omgekomen. Het zijn zeer moeilijke omstandigheden voor Wafa en haar familie.
Nu ze niet bij haar familie terecht kan, is er geen hand die naar Wafa wordt uitgestoken om te helpen. Ze kan niemand om hulp vragen. Hierdoor is de oudste zoon gedwongen om te werken. Hij krijgt een baantje als hulpje bij een praktijk voor tandtechniek. De praktijk had geen hulpjes nodig, maar om iets te kunnen doen voor dit gezin in deze moeilijke situatie mag Habib daar werken. Helaas kan hij daar niet genoeg verdienen om met zijn moeder en broertje en zusje van te leven en medicijnen van te kopen.
Ten einde raad doet Wafa een beroep op
de Jozefkerk in Damascus. Ze gaat naar de Jozefkerk om hulp te vragen. Bij de
sociale hulpdienst die nu in de kerk gevestigd is kan ze terecht met haar
vragen. Ze bespreken de mogelijkheden voor het ontvangen van een voedselpakket
en medicijnen voor haar zoontje. Zo is er toch nog hulp voor Wafa en haar
kinderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten